Boerenkool rit, © Tourismusmarketing Niedersachsen GmbH
© Tourismusmarketing Niedersachsen GmbH

De tra­di­tie van kool­toch­ten


De eerste verslagen van kooltochten (Kohlfahrten, later: Kohltouren) stammen uit de 19e eeuw. De zadelmaker H.A. Spieske (geb. 1785) beschrijft in zijn “Herinneringen van een oude Oldenburger” (1874) terugblikkend op zijn jeugd, de eerste kooltochten in Oldenburg:

“Voor welgestelde burgers ging er niets boven een sledetocht in de winter. Dan kondigde het stadsbestuur aan dat elke burger de sneeuw voor zijn huis op straat moest vegen, en wie paarden en een slee had, liet deze inspannen. Het paard werd versierd met een schellenkleed van rode pluche of ander gerinkel, met een grote pluim op zijn hoofd en bloemen aan zijn staart, de slee met een groot berenvel, de vrouw des huizes in de slee, de heer des huizes achter op de bok in een warme pels en op zijn hoofd een pelsmuts met hangende vossenstaart, een zweep in zijn hand − en direct na het eerste knallen van de zweep en het gerinkel van de schellen, begon het racen van de sleeën door de straten. Het plezier werd niet bedorven door andere rijtuigen, want in die tijd bracht hooguit één keer een boer een vracht graan naar de molen of een burger een lading mest naar de akker; zo lang het vroor, was er sleeplezier.

Onze goede hertog Peter Friedrich Ludwig nam ook deel aan dit vermaak, en toen bekend werd dat zijne Doorluchtigheid ook wilde rijden, dan reed alles, wat enigszins kon, met zijne Doorluchtigheid voorop door alle straten van Oldenburg. Als de vorst langere tijd aanhield, spraken de notabelen af voor een uitstapje naar het platteland, meldden ze zich bij een welgestelde boer (Bödeker in Mansholt, Ovie in Gristede, e.a.) voor de volgende dag aan voor een “langer Kohl”, en werden dan feestelijk ontvangen in het op boerse wijze versierde huis.

In het midden van het huis waren lange planken op schragen gelegd, en bedekt met witte tafellakens; de ereplaatsen bestonden uit drie op elkaar gestapelde volle graanzakken; de vrouw des huizes had de pan met boerenkool, ham, een halve varkenskop en metworst op het vuur gezet en luisterde dan ingespannen naar het geluid van de posthoorn. Een dergelijke stoet had namelijk een voorrijder, en als deze zich liet horen, stonden de heer en vrouw des huizes met haar personeel voor de deur om iedereen welkom te heten!

Dan werden de gasten in de kamer geleid, waar al een kan warme melk voor de dames en een fles Duitse jenever voor de heren klaarstond; de paarden kregen een deken om en werden op stal gezet. Op de grote tafel stond voor elke gast een blinkend opgepoetst tinnen bord, aan beide uiteinden van de tafel een eigengebakken brood, een bord met boter en een hele kaas, meer voor de vorm dan om te eten. De huisvrouw bracht twee of drie grote kommen met kool, zo vet, dat hij niet meer dampte; verder werd de tafel gesierd met een groot stuk gerookt rundvlees, ham, worst en varkenskop.

Dan werd er voortvarend toegetast, de bierpul mocht ook niet ontbreken, en tot vreugde van de gastheer zei iedereen: “Het blijft een feit, kool smaakt op het land altijd beter dan in de stad.” Na het eten werd er koffie gedronken, tot het tijd was om de slee weer in te spannen. Er werd niet betaald, dat zou een belediging zijn geweest voor de gastheer die het bezoek als een grote eer beschouwde; er werd wel een klein bedrag bij elkaar gelegd en aan de vrouw des huizes gegeven om dit onder de dienstbodes te verdelen. Dan ging de tocht jubelend terug naar de stad en werd er nog lang nagesproken over het koolfeest.”

Deze kooltochten waren eerst voorbehouden aan de edelen en welgestelden. Zij hadden voldoende vrije tijd en passende contacten met de plattelandsbevolking. Pas sinds het midden van de 19e eeuw worden kooltochten ook mogelijk voor de burgerij. Ook het spoor transporteerde de eerste kooltochtdeelnemers naar de omgeving van de stad, waar de plattelandsgastronomie zich in de wintermaanden had gespecialiseerd in boerenkool.

De in 1859 opgerichte traditionele Oldenburger Turnerbund (OTB) verdient in dit verband een bijzondere vermelding, want deze wordt beschouwd als “uitvinder” van de plaatselijke kooltochten. In 2005 werd de 134e kooltocht in de geschiedenis van de vereniging gehouden.